Lichaamswerk is een verzamelnaam voor diverse technieken, zowel antiek als modern, die gebruik maken van bewegingslessen, posturale re-educatie, oefeningen, massage en andere vormen van therapeutische manipulatie. Het doel is primair het bevorderen van lichaamsontspanning, en te ondersteunen van gezondheid en herstel.
Dirk Marivoet
1. De Griekse Oudheid. Lichaam en Geest ten tijde van Homerus
Mycene, Pylos en Knossos waren verdwenen. Een grootse tijd was voorbij. De taal van de kleitabletten was verstomd, het schrift vergeten of verworpen, als nutteloos en overbodig in een milieu dat geen uitvoerige administratie van grote rijken meer kende. Het is in deze tijd dat de blinde zanger Homerus (10e? eeuw voor Chr.) zowel de Ilias als de Odyssee heeft gedicht.
Ontegenzeglijk behoren de Homerische gedichten, die waarschijnlijk hun oorsprong vinden in oeroude sagen en liederen, die in de volksmond leefden, tot het grootste en schoonste wat de wereldliteratuur heeft voortgebracht. Zij vormen het eerste overtuigende bewijs van de geestelijke scheppingskracht van de Grieken.
De Ilias en de Odyssee zijn voortbrengselen van een naïeve tijd, een tijd met primitieve instincten en wilde, onbeheerste hartstochten. De mensen, die er in voorkomen, barsten even gemakkelijk in huilen als in lachen uit. Woede en verdriet doen stromen tranen vloeien. Maar men weent ook van blijdschap en geluk.
De Ilias schildert plastisch hoe het wapengeweld woedt onder de vijanden; voor gruwelijke details deinzen de dichter en zijn toehoorders niet terug. Het afgeslagen hoofd van de held vliegt als een bal door het strijdgewoel en de overwinnaar in de tweekamp steekt zijn doorboorde vijand aan zijn lans in de lucht, zoals de visser met zijn hengel een vis naar de oever zwaait. Strijd tussen rede en emotie was niet echt besteed aan deze tijd.
Het woord psyche verwees in die tijd nog naar vitale aspecten van het lichaam, zoals ademhaling en bloed, en niet naar het bewustzijn zoals wij dat nu kennen. Het was in deze tijd dat de Griekse godenwereld vorm kreeg. Zoals Herodotus opmerkte: “Het zijn Homerus en Hesiodus die de Grieken hun godenleer hebben gegeven.”
2. Olympia en de Olympische Spelen (776 v. Chr. – 393 n. Chr.)
Meer dan enig ander volk leefden de oude Grieken naar de zinspreuk: ‘Een gezonde geest in een gezond lichaam’. Een slap en verwaarloosd lichaam was voor hen een even duidelijk bewijs van gebrek aan beschaving en opvoeding als onwetendheid in de zogenaamde leervakken.
‘Het lichaam van een dapper man mag niet vet en wit zijn als dat van een vrouw, dat door het verblijf binnenshuis is verbleekt. Zie naar onze rood verbrande jongelingen! Zij zien er uit zoals een man er uit moet zien: zij zijn vol van leven, warmte en mannelijke kracht, stralend van gezondheid, niet rimpelig of verdroogd, en evenmin te zwaar, daar zij al het overvloedige vet hebben weggewerkt en uitgezweet en alleen dat hebben overgehouden, wat krachtig is en vast. Dat is een gevolg van dieet en gymnastiek. Want die beide zijn voor het menselijk lichaam, wat de wan voor het koren is: alle kaf vliegt weg, en het zuivere koren wordt in een hoop verzameld.‘, schrijft Lucianus (2e na Chr.) in een satirische dialoog tussen een Scyth (‘een barbaar’) en Solon.
Ook de staat heeft belang bij de sportbeoefening van zijn jonge burgers:
‘Men oefent zich niet alleen om prijzen te krijgen bij de feesten, want dat kunnen slechts weinigen bereiken, maar men verwerft zowel voor de staat als voor zichzelf een veel groter goed. Alle goede burgers moeten immers deelnemen aan veel belangrijker wedstrijd – ik bedoel de strijd voor de vrijheid van de enkeling en de zelfstandigheid en welvaart van heel het vaderland. Voor die wedstrijd zijn de oefeningen en moeiten, waarover wij spreken slechts voorbereidingen.‘
Lucianus wijst ook op de esthetische kant van de gymnastische oefeningen: ‘Daar de jongelingen ten aanschouwe van een grote mensenmenigte hun kleren moeten afleggen, geloven wij, dat zij moeite zullen doen om een schoon uiterlijk te verkrijgen, zodat zij zich er niet voor behoeven te schamen, naakt op te treden.‘ Daarmee toont hij het belang van de gymnastische oefeningen aan voor de kunst. Beeldhouwers en schilders hadden voor hun werk steeds de schoonste modellen voor ogen. De Grieken verheerlijkten de schoonheid; niet alleen in de kunst, maar ook in het werkelijke leven.
In oudere tijden werden ter ere van gestorven helden wedstrijden gehouden. De Ilias vertelt van de spelen waarmee Achilles de nagedachtenis van Patroclus eerde. De Olympische Spelen van toen waren de beroemdste van alle wedstrijdspelen. Honderdduizenden mensen volgden de manifestaties (hardlopen, springen, boksen, worstelen, vijfkamp, wagenrennen) enthousiast in Olympia. Standbeelden werden opgericht voor de overwinnaars. Het lichaam had zijn plaats…
3. De eerste bloeitijd van de wetenschap: Hippocrates, Vader van de Geneeskunde.
In dezelfde tijd als Socrates (469 v. Chr.) en Plato (427 v. Chr.) leefde ook Hippocrates (460-377 v.Chr.), die bekend staat als de vader der geneeskunde. Hippocrates, die een menslievend mens met een warm hart moet geweest zijn, vergat nooit de lijdende mens voor het ziektegeval. Bij de behandeling van de ziekten keek hij dieper dan de plaatselijke ziekteverschijnelen: hij was er allereerst op bedacht, het hele organisme te versterken en het zo de kracht te geven, “het kwaad” te bestrijden en te overwinnen.
Hippocrates had een groot vertrouwen in de eigen genezende kracht van de natuur. Hij zag het als de taak van de arts, de natuur te ondersteunen in haar strijd tegen ziekte. ‘Soms is het een goed middel om in het geheel niets te doen’, zegt hij. Het belangrijkste bij deze hulp is rekening te houden met de individuele aard en eigenaardigheden van de patiënt.
Hij beschrijft 4 temperamenten (flegmatisch, sanguinisch, cholerisch, melancholisch), verbonden met de 4 lichaamsvochten (flegma, bloed, gele gal en zwarte gal). Om deze lichaamsvochten in evenwicht te houden (en dus gezond te blijven) of om het onevenwicht te herstellen, raadde hij verschillende middelen aan, zoals:
- Ponos: algemene inspanning en arbeid.
- Gymnasion: systematische oefeningen.
- Baden en massage met oliën en zalven.
- Een uitgebalanceerd dieet.
Hij benadrukte dat alles met mate moest gebeuren en aangepast moest zijn aan de individuele omstandigheden, volgens het principe van de panta metra (alles met mate).
Hippocrates was een wijs mens…
4. De Oude Romeinen.
De ideeën van Hippocrates vinden we later terug in de Romeinse cultuur. Galenus van Pergamom (129-199 n. Chr.) baseerde zich op de inzichten van Hippocrates, maar ontwikkelde meer gedetailleerde en gestructureerde richtlijnen voor de praktijk.
- Massage: Galenus stelde dat massage zowel vóór als na fysieke inspanning en lichaamsoefeningen moest worden toegepast. Dit was bedoeld om te voorkomen dat de lichaamsopeningen zouden dichtslibben en om een goede doorbloeding te bevorderen.
- Actieve en passieve oefeningen: Naast actieve oefeningen benadrukte Galenus ook het belang van passieve oefeningen. Bij de actieve oefeningen introduceerde hij het principe van progressie, waarbij men geleidelijk overgaat van lichte naar zwaardere oefeningen, en hij maakte gebruik van intervaltraining om de effectiviteit te verhogen. Dit getuigt van de bekende Romeinse efficiëntie.
5. De Middeleeuwen.
De Middeleeuwen worden vaak geassocieerd met kastelen, kathedralen, edelen, ridders in glimmende harnassen, heksen, vergeetputten, gotische pracht en bijna constante oorlog. Toch omvat deze periode veel meer dan alleen deze bekende symbolen. Wat betreft lichaamswerk is er echter weinig opgetekend over de periode tussen de Romeinse tijd en de vroege Middeleeuwen.
Van de schaarse bronnen die een aanwijzing geven over het gebruik van lichaamswerk, is het werk van Guy de Chauliac uit 1363 opvallend. In zijn boek over chirurgie beschrijft hij verschillende methodes waarbij lichaamswerk werd gecombineerd met chirurgische behandelingen.
Wat verder opvalt in de Middeleeuwen is de invloed van de clerus. Alles wat met massage of lichaamswerk te maken had, werd door hen verboden, terwijl mensen werden aangemoedigd om zich te richten op gebed. Paracelsus was een van de weinigen die in deze periode lichaamswerk niet alleen belangrijk, maar zelfs essentieel vond.
Pas tegen de zestiende eeuw begon de geneeskunde langzaam te herontdekken wat in de eeuwen daarvoor verloren was gegaan.
6. De Renaissance 16e Eeuw
In de Renaissance werd de draad van lichaamswerk opnieuw opgepakt. Hieronymus Mercurialis (1530-1606) stelde in zijn werk De Arte Gymnastica een bijzondere vorm van gymnastiek voor, speciaal gericht op zieke of herstellende ouderen. Hoewel zijn principes nog sterk gebaseerd waren op de ideeën van Hippocrates, breidde hij de toepassing uit naar nieuwe patiëntengroepen.
Ambroise Paré, bekend als de vader van de chirurgie, maakte gebruik van massage voor patiënten die niet in staat waren om oefeningen te doen. Andry, door zijn observaties van de effecten van frictie op de bloedcirculatie en huidskleur, introduceerde het idee om massage in te zetten om de doorbloeding te bevorderen en te onderhouden.
7. De 17e Eeuw.
In de 17e eeuw, geïnspireerd door fundamentele onderzoekers zoals Vesalius en Harvey, begon men onderzoek te doen naar de invloed van fysische agentia op het menselijk lichaam. Na Harvey’s ontdekking van de bloedsomloop ontstond een hernieuwde interesse in mechanische therapie en de manier waarop fysieke stimulatie kon bijdragen aan gezondheid en genezing.
8. De 18e Eeuw: De Aufklärung.
In de 18e eeuw, de periode van de Verlichting, begon het licht ook door te dringen in het domein van de fysische therapieën. Onderzoekers volgden elkaar in hoog tempo op. Hoffman (1668-1738) onderzocht bijvoorbeeld de samenstelling van minerale baden en hun effecten op het menselijk lichaam.
De Zweedse professor Per Henrik Ling (1776-1839) reisde naar China om daar complexe massagetechnieken te leren. Hij genas zichzelf van reuma en ontwierp een wetenschappelijk systeem voor therapeutische massage, bekend als het “Ling-systeem”, de “Zweedse Bewegingsbehandeling” of Zweedse massage. Hij richtte het Koninklijk Gymnastisch Centraal Instituut op in Stockholm om zijn methoden te onderwijzen.
Tissot (1747-1825) wordt in Frankrijk beschouwd als de vader van de gymnastique médicale. Hij liet zijn patiënten schermen, paardrijden en dansen zodra zij voldoende waren hersteld. Naast gymnastiek kreeg massage opnieuw veel aandacht. Piorry, ook in Frankrijk, was in 1818 de eerste die de “fysiologische” effecten van massage bestudeerde. Hij documenteerde reacties op de huid, spieren en gewrichten, en introduceerde de term “tapoteren”.
John Grosvenor (1742-1823), een gerespecteerd Engels chirurg, was een beoefenaar van “healing” met de handen. Hij overtuigde zijn collega’s dat frictie hielp bij het verlichten van stijve gewrichten en andere aandoeningen. Het was echter pas nadat Ling’s technieken bekendheid kregen dat de Engelsen serieuze interesse in massage toonden.
In Zweden bracht Gustav Zander (1835-1920) tijdens de industrialisatie een reeks oefentoestellen met katrollen en gewichten op de markt. Hiermee konden mensen zelfstandig aan hun gezondheid werken. Voor de elite bood dit een gelegenheid om zich, naast hun automobiel of fiets, te onderscheiden met een privé-trainingsruimte (bodybuilding en fitnessrage zijn zeker niet nieuw!).
In Duitsland kreeg de “ars gymnastica” van Hippocrates een nationalistische invulling, wat leidde tot het ontstaan van termen als Übungen, Krankengymnastik en Heilgymnastik. Deze termen vinden daar hun oorsprong.
Ook in Nederland werd massage een belangrijke techniek, voornamelijk dankzij Johan Mezger (1838-1909). Hij noemde zichzelf geneesheer-masseur en verwierf faam als de man met “genezende kracht in de vingers”.
Rond 1880 werd massage, mede dankzij Lucas-Chamionnière, geïntegreerd in de Franse medische wereld.
9. De Twintigste Eeuw:
In 1900 adviseerde de Franse dermatoloog Jacquet massage voor de behandeling van bepaalde huidaandoeningen. In 1907 ontwikkelde hij een gezichtsmassage, bestaande uit knijpen, pitsen en draaien, die hij later “plastische massage” noemde. De Duitse therapeute Elizabeth Dicke bracht een revolutie teweeg door de introductie van bindweefselmassage. Zij toonde aan hoe weinig we eigenlijk weten over de effecten van massage. Cornelius richtte zich op het behandelen van reflexzones en noemde zijn aanpak “contactmassage”. In Frankrijk paste Wetterwald in 1910 technieken toe die sterk leken op die van Cornelius, bijvoorbeeld voor de behandeling van neuralgie en cellulitis.
Innovators zoals Emil Vodder (manuele lymfedrainage) en Dr. James H. Cyriax (diepe dwarse frictiemassage) hebben eveneens een grote rol gespeeld bij de ontwikkeling van massage en lichaamswerk.
De Opkomst van Bewegingstherapie
Steunend op de arte gymnastica, de medische gymnastiek van onder anderen Per Henrik Ling, vond bewegingstherapie haar weg naar psychiatrische klinieken. In de jaren 1920 introduceerde de Duitse psychiater Simon “actieve therapie” om de passiviteit van patiënten te doorbreken. In 1939 werd de term “bewegingstherapie” voor het eerst gebruikt tijdens een congres voor psychoanalyse in München, waar Heyer sprak over de rol van bewegingstherapie als ondersteuning van psychotherapie. In Nederland verspreidde Kraus deze ideeën verder, waarbij hij door sport en spel hoopte de resterende mogelijkheden van zijn patiënten te reactiveren.
Functioneel Lichaamswerk en Experiëntieel Lichaamswerk
In de tweede helft van de twintigste eeuw ontstonden diverse stromingen binnen lichaamswerk, elk met hun eigen focus en benadering:
• Functioneel lichaamswerk, zoals ontwikkeld door Mabel Todd en later verfijnd door Ida Rolf (Rolfing), richtte zich op de anatomische structuur en balans van het lichaam. De nadruk lag op het verbeteren van houding en functionele bewegingen door diepgaande manipulatie van het bindweefsel.
• Experiëntieel lichaamswerk, beïnvloed door de fenomenologische psychologie, kwam voort uit het werk van Carl Rogers en Eugene Gendlin. Gendlin’s concept van focusing benadrukte de waarde van lichamelijke gewaarwordingen als een bron van zelfinzicht en transformatie.
Conflictgerichte Bewegingstherapie en Emotioneel Lichaamswerk
• Conflictgerichte bewegingstherapie is sterk geworteld in het werk van Wilhelm Reich, die het verband legde tussen lichaamshouding, emotionele blokkades en psychologische conflicten. Reich’s inzichten inspireerden therapeuten zoals Alexander Lowen (bio-energetica), John Pierrakos, en David Boadella (grondlegger van biosynthese). Boadella integreerde Reichiaanse inzichten met psychologie, fysiologie en spiritualiteit in een holistische benadering.
• Emotioneel lichaamswerk, ontwikkeld door Gerda Boyesen, richtte zich op de relatie tussen emoties en lichamelijke processen zoals peristaltiek. Haar benadering benadrukte hoe spanningen in het lichaam worden opgeslagen en via zachte manipulatie kunnen worden losgelaten.
Hilarion Petzold en Integratieve Bewegings- en Lichaamstherapie
Hilarion Petzold, een pionier op het gebied van integratieve therapie, combineerde inzichten uit verschillende disciplines, waaronder bewegingstherapie, psychotherapie en lichaamswerk. Zijn benadering richtte zich op het verbinden van lichaam, geest en ziel. Hij legde nadruk op het herwinnen van vitaliteit en de betekenis van symbolische expressie in beweging. Lees hierover meer in mijn artikel over psychomotorische therapie.
Andere Belangrijke Bijdragen
Pioniers zoals Moshe Feldenkrais (Feldenkrais-methode) en Thomas Hanna (somatic education) legden de nadruk op lichaamsbewustzijn en bewegingsheropvoeding. Stanislav Grof ontwikkelde holotropische ademhaling, een methode gericht op emotionele en fysieke heling via intensieve ademhalingstechnieken. Lees meer over ander pioniers in het veld hier.
Ook in de lichaamsgerichte psychotherapie werden belangrijke stappen gezet. Fritz Perls en Laura Perls legden met gestalttherapie de basis voor een ervaringsgerichte benadering, waarin lichaamssensaties een essentiële rol spelen.
De twintigste eeuw markeerde een explosie van innovaties in lichaamswerk, van bindweefselmassage tot experiëntiële therapieën. Door pioniers zoals Wilhelm Reich, Ida Rolf, en David Boadella werd het begrip van de relatie tussen lichaam, geest en emoties diepgaand verrijkt. Deze ontwikkelingen vormden de basis voor de brede acceptatie van lichaamswerk in de moderne gezondheidszorg.
10. De Eenentwintigste Eeuw.
In de huidige eeuw kunnen we dromen… Lichaamswerk is een integraal deel van ons streven naar welzijn geworden. Het is geëvolueerd van oude tradities naar moderne therapieën en blijft een belangrijke rol spelen in zowel de gezondheidszorg als persoonlijke ontwikkeling. In een wereld waarin stress en vervreemding nog altijd een rol spelen, biedt lichaamswerk een brug naar innerlijke balans, verbondenheid en welzijn.
Met de vooruitgang in technologie kan lichaamswerk zich verder ontwikkelen door integratie van biofeedback en wearables, waarmee realtime inzicht in lichamelijke processen wordt geboden. Nieuwe wetenschappelijke inzichten, zoals neuroplasticiteit, benadrukken de dynamische relatie tussen lichaam en geest, wat leidt tot vernieuwende therapieën. Daarnaast groeit de acceptatie van lichaamswerk in de mainstream gezondheidszorg, waar het steeds vaker wordt erkend als complementaire benadering naast traditionele behandelmethoden. De toekomst biedt mogelijkheden voor nog meer gepersonaliseerde en op wetenschap gebaseerde benaderingen, waarmee lichaamswerk zijn plek als essentieel onderdeel van holistische zorg verder versterkt.. Het speelt een cruciale rol in de gezondheidszorg en persoonlijke ontwikkeling, en biedt een tegenwicht aan de stress van het moderne leven.
Muziek, natuurgeluiden, gastronomie, visuele kunsten en massage stimuleren de zintuigen en brengen balans. Waar aanraking en intimiteit bestaan, is er geen plaats voor geweld. Misschien biedt lichaamswerk wel de blauwdruk voor een vreedzamere wereld.
Reflectie
Van de Griekse Oudheid tot de moderne tijd heeft lichaamswerk zich ontwikkeld tot een veelzijdige praktijk die lichaam, geest en emoties integreert. Het blijft evolueren, met nieuwe inzichten en technologieën, en bewijst keer op keer zijn waarde als essentieel onderdeel van gezondheid en welzijn.
Referenties
- Historische en Klassieke Bronnen:
1. Homerus – Ilias en Odyssee (ca. 8e eeuw v.Chr.).
2. Herodotus – Historiën (5e eeuw v.Chr.).
3. Galenus van Pergamum – De Methodo Medendi (2e eeuw n.Chr.).
4. Hieronymus Mercurialis – De Arte Gymnastica (1569).
- Wetenschappelijke Grondleggers:
5. Harvey, W. – De Motu Cordis (1628), over de bloedsomloop.
6. Mezger, J. – Over de Kunst der Massage (ca. 19e eeuw).
7. Zander, G. – Mechanical Therapy: Gymnastic Movements (1876).
- Lichaamsgerichte Psychotherapie:
8. Reich, W. – Character Analysis (1933) en The Function of the Orgasm (1942).
9. Lowen, A. – Bioenergetics (1975).
10. Boyesen, G. – Biodynamic Therapy (1975).
- Moderne Bijdragen en Innovaties:
11. Rolf, I. – Rolfing: The Integration of Human Structures (1977).
12. Feldenkrais, M. – Awareness Through Movement (1972).
13. Gendlin, E. – Focusing (1978).
14. Petzold, H. – Integrative Movement Therapy (1985).
15. Boadella, D. – Biosynthesis: Body and Soul in Therapy (1987).
- Technologie en Wetenschappelijke Ontwikkelingen:
16. Siegel, D. J. – The Developing Mind: How Relationships and the Brain Interact to Shape Who We Are (1999).
17. van der Kolk, B. – The Body Keeps the Score: Brain, Mind, and Body in the Healing of Trauma (2014).
18. Grof, S. – Holotropic Breathwork (2010).
- Hedendaagse Trends en Toepassingen:
19. Hanna, T. – Somatics: Reawakening the Mind’s Control of Movement, Flexibility, and Health (1988).
20. Ogden, P. – Sensorimotor Psychotherapy: Interventions for Trauma and Attachment (2015).
21. Levine, P. – Waking the Tiger: Healing Trauma (1997).
- Aanvullende Online Bronnen:
1. Artikelen van het Journal of Bodywork and Movement Therapies.
2. International Journal of Psychotherapy – Diverse edities over lichaamsgerichte therapieën.
3. Websites van instituten zoals de International Association for Structural Integration (IASI) en de European Association for Body Psychotherapy (EABP).
Vond je dit artikel leuk? Deel het op: