De filosofische achtergronden van Bodymind Integration

15 juli 2020 door Dirk Marivoet

De invloed van diverse filosofische krachten op Bodymind Integration

door Dirk Marivoet © 2016

DE PREMISSEN VAN BODYMIND (PSYCHOCORPORAL) INTEGRATIE 

  • Centraal in “Bodymind Integration” (ook bekend als “PsychoCorporal Integration”) zoals onderwezen aan het IBI, is de opvatting dat lichaam en geest onafscheidelijk zijn en niet in een causale relatie staan met “elkaar” omdat ze dimensies zijn van dezelfde verschijnselen.
  • Andere vooronderstellingen en uitgangspunten van PsychoCorporal (Bodymind) Integration zijn dat:
    • er een fundamentele verbinding bestaat in de wereld, gedreven door energie en bewustzijn;
      • de idee van een „energetische stroom” wordt beschouwd als de kern van de menselijke ervaring. “Activering en deactivering, facilitering en remming, kunnen dienen als centrale concepten voor de beschrijving van energetische processen die zich manifesteren in de regulering of ontregeling van activeringstoestanden, of in patroonformaties die tegelijkertijd informatie vertegenwoordigen. Complementariteit van bewustzijn en energie betekent dat “toestanden” zowel uit energetische activeringspatronen als uit bewustzijnsprocessen bestaan ​​en dat ze elkaar onderling conditioneren.” (Wehowsky, A., 2015).
    • pathologie optreedt als gevolg van het verlies van verbinding met het essentiële zelf.
      • de focus van de benadering ligt op intrinsieke gezondheid van het ‘essentiële zelf’;
      • de focus ligt tevens op de belichaamde, actuele ervaring; deze ervaring kan op een beschrijvende manier worden weergegeven;
    • het werk zowel interpersoonlijk als intrapersoonlijk is; bodymind integration wordt beoefend in relatie met de therapeut; het is een wederzijdse onderneming van therapeut en cliënt die met nieuwsgierigheid wordt gedaan; zowel therapeut als cliënt veranderen door de ervaring; er is geen vastgesteld einddoel;
    • bij een geschikt klimaat ontdekken individuen hun eigen genezingsproces en zelfregulatie.
  • “Bodymind Integration” (of PsychoCorporal Integration) stelt een duidelijke theorie voor die voortschrijdende inzichten uit de filosofie, de humanistische psychologie, de lichaamsgerichte psychotherapie, de bio-medische wetenschappen vervat.

FILOSOFISCHE KRACHTEN

  • Als een existentiële benadering behandelt “Bodymind Integration” welk aspect van een bepaald individu dan ook – lichaamssymptomen, sensaties, gevoelens, beelden, gedachten, subtiele energie, spiritualiteit – op dit moment het meest toegankelijk als een manier om contact te maken
    • “Bodymind Integration” behandelt belichaming als een intrinsiek en belangrijk kenmerk van het menselijk bestaan. Het associeert de geest opnieuw met het lichaam om het leven dieper te waarderen; Het helpt gedissocieerde delen van onze geest die gefragmenteerd zijn van ons lichaam terug naar ons lichaam, opnieuw verenigd, opnieuw geassocieerd.
    • In “Bodymind Integration” wordt een “somatische mindfulness” aangemoedigd, waaronder het gedetailleerd van moment tot moment volgen van sensaties, gevoelens, emoties en impulsen voor beweging, evenals het gebruik van opladen en ontladen van energie door het werken door en voltooiing van een „natuurlijke energetische cyclus” (zie hieronder).
  • Als coaching, counseling, zelfontwikkeling en somatisch psychotherapeutische benadering is het een krachtige manier om een diepgaand en authentiek contact met het Zelf te maken om de energiebalans, cognitief begrip, inzicht en evenwicht te herstellen en te bevorderen. De therapeutische alliantie in “Bodymind Integration” is de krachtige bundeling van krachten die het lange, moeilijke en vaak pijnlijke werk van persoonlijke transformatie stimuleert en ondersteunt. De conceptie van de beoefenaar hier is niet van een ongeïnteresseerde waarnemer-technicus, maar van een volledig levende menselijke metgezel voor de cliënt.
  • “Bodymind Integration” is een hulpbronnen-gerichte aanpak. Het benadrukt het belang van het helpen van cliënten om verbinding te maken met de delen van het zelf die al georganiseerd, coherent en functioneel zijn. Deze delen worden benaderd met interesse en nieuwsgierigheid. Bodymind Integration probeert vanaf dat punt naar binnen te werken naar de meer verdedigde, ongeorganiseerde, genegeerde, uitgesloten of disfunctionele aspecten van iemands wezen, zonder deze elementen echter de primaire focus van therapie te maken of een regressief model te worden.
    • Blokkades in de natuurlijke stroom van energie (zie onderstaande tabel) worden opgelost in sessies op maat van elke cliënt. Door middel van zowel hands-on-lichaamswerk als hands-off-begeleiding via een proces van titreren ( dit is het beetje bij beetje ontladen en verminderen van disregulatie en overbelasting als gevolg van traumatisch lijden) en pendelen (“pendulation”) van interne ervaring (het zacht heen en weer pendelen tussen contractie en expansie, tussen angst en veiligheid, tussen woede en kalmte, tussen verdriet en acceptatie, tussen niets doen en handelen, …) worden overweldigende, of nog niet geïntegreerde emotionele toestanden verzacht. Tijdens dit alles wordt de graad van “arousal” van het zenuwstelsel binnen een venster van tolerantie gehouden (“window of tolerance”).
Stages in Natural Energy Flow
  • “Bodymind Integration” als een holistische benadering van lichaamswerk: een focus op het lichaam (geleid door 12 stappen (of paradigma-sessies) in Postural Integration® en 12 stappen (een meta-model van een energetische cyclus) in Energetic Integration® (ook opgenomen in Postural Integration® en Pelvic-Heart Integration®)), verenigt, associeert en verbindt lichaam en geest in al zijn dimensies.

Bodymind Integration methodes zijn een rijke synthese van vele klinische en theoretische bronnen (zie hieronder): Reichiaans en Neo-Reichiaans werk, Gestalt proceswerk, Peter Levine’s Waking of the Tiger / Somatic Experiencing, rollenspellen (Moeder, Vader, etc.), werk met de theorie van de 5-elementen uit de Chinese geneeskunde, myofasciale manipulaties, enz … “

THEORETISCHE CONCEPTEN DIE WORDEN GEBRUIKT IN DE BODYMIND-INTEGRATION ZIJN AFGELEID VAN….

  • Integratieve en transculturele geneeskunde – verschillende premoderne medische systemen. We gebruiken een roterende “poly-ray kosmologie” – b.v. 2 elementen (Yin / Yang); 3 dosha’s (Ayurveda – Kapha, Pitta, Vata); Hippocrates 4 elementen water, lucht, vuur en aarde; Chinese geneeskunde en de vijf elementen; enz. (Afhankelijk van het vermogen tot integratie kan men naar een 10-stralen systeem gaan, zoals de Joodse Kabbalah, de condities van menselijk bewustzijn en karakter in kaart brengen.
  • De ‘karaktergeneeskunde’ van Hippocrates (460-377 BCE): ‘Ken uzelf’; ‘menselijke hulpbronnen’; ‘de elementen van iemands karakter (sanguinisch, flegmatisch, cholerisch, melancholisch) in evenwicht brengen’.
  • Existentialisme: De humanistische gedachten van S. Kierkegaard (1813-1855) en F. Nietszche (1844-1900)
    • focus op “hjaelpekunst” (Deens: “de kunst van het helpen”)
    • het „ontwaken van het individu”
    • de confrontatie met de talloze „zelfverzachtende verdedigingen” waardoor individuen hun „slaperige zelfgenoegzaamheid” behouden
    • de transformatie van alle waarden in authentieke waarden, de realisatie van het menselijk vermogen om de vorm van het eigen leven te creëren.
  • Fenomenologie (Husserl, Heidegger, Merleau-Ponty, Binswanger, Boss, Laing, …), we integreren in Bodymind Integration deze ideeën:
    • de mens is een ‘wezen-in-de-wereld’, dat wil zeggen als een entiteit wiens eigenlijke structuur een onderdompeling en openheid voor de omringende wereld inhoudt
    • het lichaam is de belangrijkste plaats om de wereld te kennen
    • het lichaam en dat wat wordt waargenomen kunnen niet van elkaar worden losgemaakt
    • door middel van intentionaliteit “co-creëren” de mensen verschijnselen in plaats van alleen passief te registreren wat er is
  • De “Thesis of Dialogical Existence”, ontwikkeld door Martin Buber. We integreren in ons werk het idee dat:
    • binnen de zich ontvouwende relatie van een ‘ik’ met een ‘jij’ wordt de mens geboren en ontvouwt zich tot zijn volle potentieel. Wanneer een mens een ander mens als een ‘het’ aanspreekt, worden zowel de ander als zichzelf verminderd
  • De concepten ontwikkeld door C.G. Jung. We integreren in Bodymind Integration:
    • het collectieve onbewuste en de archetypen (animus; anima; persona (e), schaduw, het zelf….)
    • het postulaat van de realiteit van de ziel
    • het proces van individuatie als een levenslang proces van psychische groei, ontwikkeling en realisatie van het zelf.
    • de visie waarin psychisch lijden niet wordt gereduceerd tot een pathologie, maar wordt gezien als een passage in het proces van individuatie van het individu
  • De holistische theorie van het organisme van Kurt Goldstein. Wij passen toe:
    • het figuur-grondprincipe van perceptie tot het hele organisme, ervan uitgaande dat het hele organisme dient als de grond voor de individuele stimulus die de figuur vormt.
  • De veldentheorie van Kurt Lewin. In overeenstemming met deze theorie suggereren we dat noch de natuur (aangeboren neigingen), noch de opvoeding (hoe ervaringen in het leven individuen vormen) alleen verantwoordelijk kunnen zijn voor het gedrag en de persoonlijkheden van het individu, maar eerder dat zowel de natuur als de opvoeding samenwerken om elke persoon vorm te geven.
  • De Gestalt-psychologie / therapie van Frederick Perls et al .:
    • de existentiële dimensie en de notie van het huidige “hier-en-nu”,
    • de existentialistische verantwoordelijkheid voor iemands eigen keuzes en vele creatieve middelen die nuttig zijn bij het omgaan met conflictsituaties, innerlijke verdeeldheid en fragmentatie.
  • Wilhelm Reich (en diverse post-reichiaanse ontwikkelingen (Alexander Lowen’s Bio-Energetische Analyse, John Pierrakos ‘Core-Energetica, Stephen Johnson’s aanvullingen op Karakteranalyse, Stanley Keleman’s Formatieve Psychologie, enz.):
    • het idee dat het lichaam de levende herinnering is aan de ervaring en de erfelijkheid van het gezin, evenals de bewaarder van achtergehouden verwondingen en erfelijk lijden. Gespecialiseerd en origineel werk wordt gedaan met wat in deze traditie karakterbepantsering wordt genoemd. Hierin wordt een spirituele dimensie erkend.
  • De Concepten en Praktijken ontwikkeld door Somatics Practitioners zoals Elisabeth Dicke (Bindegewebsmassage), Ida Rolf (Structural Integration): een protocol voor het loslaten van chronische myofasciale contracties, Tom Myers (Anatomy Trains: gedetailleerde anatomische inzichten van myofasciale meridianen), etc. de praktische kennis hoe en knowhow van diep holistisch lichaamswerk, en van Somatic Disciplines zoals Alexander Technique, Feldenkrais ‘Functional Integration, Judith Aston Patterning, Bioenergetics, Yoga, Eastern traditions: 1) werk met acupressuurpunten en Chinese 5-elementen theorie voor het stimuleren, kalmeren , zelfregulerende, enz. doeleinden 2) bepaalde technieken om te werken met ‘fijne energie’, gebaseerd op polariteitstherapie., enz.)
  • J. Moreno (Psychodrama), Virginia Satir (Family Reconstruction and Sculpting), Albert Pesso (PBSP), Jack Painter (Bodymind Drama) en anderen:
    • het gebruik van dramatisering, rollenspel en dramatische zelfpresentatie om te onderzoeken en inzicht te krijgen in iemands leven. Een verscheidenheid aan actiemethoden kan leiden tot enactment, bijvoorbeeld door herinneringen weer te geven aan specifieke gebeurtenissen in het verleden van de cliënt, onafgewerkte situaties, innerlijke drama’s, fantasieën, dromen, voorbereidingen voor toekomstige risicosituaties, of ongeoefende uitingen van mentale toestand in de hier en nu. Deze scènes benaderen real-life situaties of zijn externaliseringen van innerlijke mentale processen. Andere leden van de groep kunnen assistenten worden en de hoofdrolspeler ondersteunen door op specifieke manieren andere belangrijke rollen in de scène te spelen.
  • Het veld van transpersoonlijke psychologie:
    • het begrip ‘ontwikkeling voorbij conventionele, persoonlijke of individuele niveaus’: het verkennen van ‘ervaringen waarin het gevoel van identiteit of zelf verder reikt dan (trans) het individuele of persoonlijke om bredere aspecten van de mensheid, het leven, de psyche of de kosmos te omvatten’.
  • Andere invloedsgebieden zijn:
    • Inter-subjectiviteit (relationele psychoanalyse (bijv. Daniel Stern), toegepast op pasgeboren baby’s (bijv. Colwyn Trevarthen), theorie van belichaamde simulatie (Vittorio Gallese – spiegelneuronen)
    • Moderne somatische psychotherapie (bijv. Sensomotorische psychotherapie (Pat Ogden), somatische ervaring (Peter Levine), NARM (Laurence Heller)
    • Acceptatie- en commitmentstherapie
    • Op sterktes gebaseerde therapie (bijv. Emotioneel gerichte therapie, speltherapie, narratieve therapie
    • Elementen van CBT
    • Affective Neurosciences: Stephen Porges ‘Polyvagal Theory, Jaak Panksepp’s werk over Basic Emotional Systems, Core-Self, Dan Siegel’s Mindsight, etc.
    • Traumatheorieën benadrukken het belang van werken met het lichaam – afgeleid van Bessel van der Kolk, Peter Levine, Pat Ogden, etc.
    • Mindfulness’
    • Hedendaagse relationele thema’s in counseling en psychotherapie
    • Cranio-sacrale therapie
  • Raffaele Cascone suggereert in het collectieve boek “Transforming the Self with Bodymind Integration” * dat P.I. kan verder worden verbeterd door rekening te houden met en integratie van:
    • Chaostheorie (Ilya Prigogine, Isabelle Stengers – Orde uit de chaos)
    • De psychologie en filosofie van Vinciane Despret,
    • de huidige focusverschuiving in de wetenschappelijke wereld van genetica naar epigenetica en naar epigenetische herprogrammering;
    • de verschuiving van het oude stressconcept van Hans Selye naar Henri Laborit’s ontdekking van het inhibition of action syndrome (l’inhibition de l’action) (https://www.youtube.com/watch?v=hD7lMDXDvt8) en naar gedragseigen epigenetica,
    • De ontdekking van het systeem van sociale betrokkenheid. (zie bijv. het luisterproject) (S.W. Porges)
    • De anticholinergische ontstekingsremmende reflex (K.J. Tracey)
  • Van invloed is ook Aaron Antonovsky’s (1923-1994) concept van “salutogenese” zoals geformuleerd in zijn theorie van “gevoel van coherentie”, waarin staat dat de gezonde persoon een gevoel van coherentie heeft – naar binnen gericht op het leven en innerlijk waardoor hij levend wordt, en naar buiten richting de wereld, waardoor hij echt wordt. Levend en echt zijn is wat een gezond persoon is, en verlies van gezondheid is verlies van het gevoel van samenhang waardoor de persoon emotioneel dood, mentaal waanvoorstellingen en spiritueel afstandelijk wordt.

Bredere beschrijvende termen voor dit werk zijn: humanistisch, holistisch, integratief, existentieel en transpersoonlijk.

Referenties: 

Antonovsky, A. (1985) Health, stress and coping. Jossey-Bass, London.

Antonovsky, A. (1987) Unravelling the mystery of health. How people manage stress and stay well. Jossey-Bass, San Franscisco. 

Baldwin, Michele. (2000). Interview with Carl Rogers on the use of self in therapy. In The use of self in therapy, edited by Michele Baldwin (New York: Haworth Press): 29-38.

Bailey, Kenneth D. (1990). Social Entropy Theory. Albany, New York: SUNY

Bateson, G. (1979). Mind and nature. A necessary unity. Toronto: Bantam Books, 1988. 

Bateson, G., & Mead, M. (1947). Balinese character. A photographic analysis. New York: Special publication of the New York Academy of Sciences. 

Berceli, D. (2005). Trauma releasing exercises. South Carolina: Global Book Publishers

Bergson, H. (1922). Duration and Simultaneity, Cortina Publisher.  

Bertalanffy, Ludwig von. (1967). Robots, Men and Minds: Psychology In the Modern World. New York: Braziller.

— — — (1968). General Systems Theory. New York: Braziller.

Bohm, David. (1996). On Dialogue. Edited by Lee Nichol. New York: Routledge.

Bohm, David. (1998). Unfolding Meaning. New York: Routledge.

Bowlby, J. (1997/ original 1969).  Attachment and Loss, Vol 1.  London: Pimlico.

Braatøy, T.F. (1954). Fundamentals of psychoanalytic technique. New York: Wiley. 

Breuer, J. S Freud, S. (1985) Studies in hysteria. New York: Nervous and Mental Disease Publishing Company, 1936. Published in German.

Buber, M. (1947/2002). Between Man and Man. London: Routledge Classics.

Campbell, J. (Ed.) (1971) The portable Jung. New York: Viking Press.

Cascone, R. (2012) Biology, psychotherapy and somatic ecology. Postural Integration after Jack Painter. In : R. Erken & B. Schlage (Eds.), Transformation of the Self with Bodymind Integration, Holzinger

Csikszentmihalyi, M. (1991) Flow. The psychology of optimal experience. Harper Collins, New York.

Vinciane Despret*, The Body We Care For: figures of anthropo-zoo-genesis http://vincianedespret.blogspot.com/2010/04/body-we-care-for-figures-ofanthropo.html

Epstein, Mark. (1995). Thoughts without a thinker. New York: Basic Books.

– – –. (1999). Going to pieces without falling apart. New York: Broadway Books.

Erken, R & Schlage, B. (Eds.) (2012), Transformation of the Self with Bodymind Integration, Holzinger

Ferensczi, S. (1920). The Further development of active therapy. In: Further Contributions to the Theory and Technique of Psychoanalysis: 198–216. London: Hogarth, 1950. 

Feuerstein, G. (1992) Holy Madness. Spirituality, crazy-wise teachers and enlightenment. Arkana, London.

Frankl, Victor. (1969). The Will to Meaning. Cleveland: New American Library

Freud, S. (1965) The interpretation of dreams. Basic Books, New York. First published in 1900.

Gadamer, H. (2003) Truth and method. New York: Continuum.

Glasser, W. (1965). Reality Therapy. A new approach to psychiatry. New York: Harper & Row, Publishers.

Goldstein, K. (1939). The organism. New York: Zone Books, 2000. 

Grof, S. Realms of the human unconscious: Observations from LSD research. New York: Viking Press, 197 5.

Groddeck, G. (1931) Massage and psychotherapy. In L. Schacht (ed.) The Meaning of Illness: Selected Psycho-analytic Writings by Georg Groddeck. London: Maresfield Library, 1997. 

Husserl, Edmund, (1999).Statis and Genetic Phenomenological Method in The Essential Husserl, edited by Donn Welton. Bloomington: Indiana University Press.

Huxley, A. (1954) The doors of perception and heaven and hell. New York: Harper S Row.

James, W. (1902). The varieties of religious experience. Electronic edition published by The Anonymous Press.* 

Jones, E. (1961) The life and works of Sigmund Freud. Basic Books, New York.

Jones, W.H.S. (1923–1931) Hippocrates. Vol. I–IV. William Heinemann, London

Jung, C.G. (1964) Man and His Symbols. Anchor Press, New York. 

Jung, C.G. Memories, dreams and reflections. New York: Random House, 1961.

Kierkegaard, S.A. (1983) The sickness unto death. Princeton Univ. Press, Princeton, N.J.

Koestler, A. (1968). The ghost in the machine. New York: Macmillan. 

Kolk, van der, B. A. (2014), The Body Keeps the Score: Mind, Brain and Body in the Transformation of Trauma. London: Penguin Books.

Korzibsky, A. (1935) Science and sanity : An Introduction to Non-Aristotelian Systems and General Semantics. Lakeville, Conn., International Non-Aristotelian Library Pub. Co.; Distributed by Institute of General Semantics

Krishnamurti, J. (1981) The Wholeness of Life. London: HarperCollins

Kuhn, T. S. (1970) The structure of scientific revolutions. Chicago: University of Chicago Press.

Laborit, H.  (1979, 1986) L’inhibition de l’action, Masson, Paris

Lacan, J. (1982). Feminine sexuality. New York: Norton. 

Laing, R. D. (1969). The divided self. New York: Pantheon. 

Lake, M. (1991). Native healer. Wheaton, Ill.: Quest.

Lakoff, G. (1987). Women, fire and dangerous things. Chicago: Univ. of Chicago Press.

Lakoff, G., and M. Johnson. (1980). Metaphors we live by. Chicago: Univ. of Chicago Press.

Lakoff, R. (1975). Language and woman’s place. New York: Octagon Books.

Laszlo, Ervin. (1972). New York: Braziller.

Levin, M. (1979). Metaphysics and the mind-body problem. Oxford: Oxford Univ. Press.

Lévi-Strauss, C. (1966). The savage mind. London: Weidenfeld.

 – – – 1972. Structural anthropology. New York: Penguin Books.

Lewin, Kurt. (1959). Field theory in social science. London: Tavistock Publications.

Lewontin, R. 1983. The organism as the subject and object of evolution. Scientia 118:63-82.

Locke, J. (1990). A letter concerning toleration. Buffalo, N.Y.: Prometheus Books.

 – – – 1990. Second treatise on civil government. Buffalo, N.Y.: Prometheus Books.

Loevinger, J.(1977). Ego development. San Francisco: Jossey-Bass.

Lovejoy, A. 1964 (1936). The great chain of being. Cambridge: Harvard Univ. Press.

Lovelock, J. (1988). The ages of Gaia. New York: Norton. 

Lowen, A. (1975). Bioenergetics. Harmonsworth: Penguin.

Loy, D. (1989). Non-Duality. New Haven: Yale Univ. Press. 

Mahler, M. (1968). On human symbiosis and the vicissitudes of individuation. New York: IUP. 

Mahler, M.; F.Pine; and A. Bergman. (1975). The psychological birth of the human infant. New York: Basic Books.

Mahrer, A. R. (2004b). Theories of truth, models of usefulness: Toward a revolution in the field of psychotherapy. London: Whurr.

Marcuse, H. (1955). Eros and civilization. Boston: Beacon Press. 

Marivoet, Dirk H. (2012). Bodymind Integration and Social Evolution. In: Erken, Rita & Bernhard Schlage. Transformation of the Self with Bodymind Integration. pp. 95-145.

Maslow, A. (1954) Motivation and personality. New York: Harper.

Maslow, A. (1962) Toward a psychology of being. New York: Van Nostrand.

Maslow, A. 1971. The farther reaches of human nature. New York: Viking. 

Masterson, J. (1981). The narcissistic and borderline disorders. New York: Bruner/ Mazel.

 – – – (1988). The search for the real self. New York: Free Press.

Maturana, H., and F. Varela. 1992. The tree of knowledge. Rev. ed. Boston:

Medina, Angel. “Heidegger, Lacan and the Boundaries of Existence: Whole and Partial Subjects in Psychoanalysis. II Man and World, 18 (1985): 389-403.

Merleau-Ponty, M. 1962. Phenomenology of perception. London: Routledge & Kegan Paul.

 – – – 1963. The structure of behavior. Boston: Beacon.

Naranjo, C. (1973) The healing journey—new approaches to consciousness. New York: Random House.

Nietzsche, F. 1965. The portable Nietzsche. Ed. W. Kaufmann. New York: Viking.

 – – – 1968. Basic writings of Nietzsche. Trans, and ed. W. Kaufmann. New York: Modern Library.

Norris, C. 1987. Derrida. London: Fontana.

Painter, J[ack] W. Deep Bodywork and Personal Development. Bodymind Books, 1987

Painter, J[ack] W. A Technical Manual of Deep Bodywork. Bodymind Books, 1987

Painter, J[ack] W.  Basic questions to assess the scientific validity of a psychotherapeutic modality. 

Perls, F[rederick] S. (1976). The Gestalt approach and eye witness to therapy. New York: Bantam Books.

Perls, Frederick, Ralph Hefferline, and Paul Goodman. (1994). Gestalt therapy: Excitement and growth in human personality. Highland, NY: Gestalt Journal Press.

Pierrakos, J. Core Energetics

Plato. (1973). Phaedrus and letters VII & VIII. Trans. W. Hamilton. New York:

Polster, Erving, & Polster, Miriam. (1973). Gestalt therapy integrated: Contours of theory and practice. New York: Brunner/Mazel.

Prigogine, Ilja and Paul Glansdorff, (1971) Thermodynamic Theory of Structure, Stability and Fluctuations, Wiley, New York.  

Prigogine, I. (1980). From being to becoming. San Francisco: Freeman. 

Prigogine, I., and I. Stengers. (1984). Order out of chaos. New York: Bantam. 

Putnam, H. (1987). The faces of realism. LaSalle, Ill.: Open Court.

 – – 1988. Representation and reality. Cambridge: MIT Press.

Reich, W. (1961).  The Function of the Orgasm.  New York: Farrer, Straus, Giroux.  (Original work published 1942).

Reich, W. (1970).  Character Analysis. New York: Farrer, Straus, Giroux.  (Original work published 1949).

Reich, W. (1983). The Source of the Human “No” in Children of the Future. New York: Farrer, Straus and Giroux.

Ricoeur, Paul. (1979) “The Human Experience of Time and Narrative.” Research in Phenomenology, 9 (1979): !7-34.

– – –.”Narrative Time.(1980) “ In On Narrative. Edited by W. J. T. Mitchell. Chicago: University of Chicago Press. 

– – –.“Phenomenology and Hermeneutics.” ( 1981) In Hermeneutics and the Human Sciences. Edited by John Thompson. Cambridge: Cambridge University Press. 

– – –. Time and Narrative. 3 vols. Translated by K. McLaughlin and D. Pellaner. Chicago: University of Chicago Press, 1984-6.

Rogers, C. (1951) Client-centered therapy. Boston: Houghton Mifflin.

Rogers, C. (1961) On becoming a person. Boston: Houghton Mifflin.

Rorty, R. (1991). Philosophy and the mirror of nature. Princeton, NJ: Princeton University Press.

Rousseau, J. (1983). The essential Rousseau. New York: Meridian.

Rowan, J. (1990). Subpersonalities. London: Routledge.

 – – – (1993). The transpersonal. London: Routledge.

Sartre, J.P. (2002) Being and nothingness. London: Routledge, London,

Satir, Virginia. (2000). The therapist story. In The use of self in therapy, edited by Michele Baldwin (New York: Haworth Press): 17-27.

Schopenhauer, A. (1969). The world as will and representation. 2 vols. New York: Dover.

Schore, A. (1994). Affect Regulation and the Origin of the Self. Hillsdale, New Jersey: Lawrence Erlbaum. 

Schultz, J. H. (1932). Autogenic training: A psycho-physiologic approach in psycho-therapy. New York: Grune & Stratton, 1959. 

Searles, H.F. (1965) Oedipal Love in the countertransference. In: Searles, H.F., ed. Collected papers of schizophrenia and related subjects. Int. Univ. Press, New York, 284-285.

Searles, H. (1960). The nonhuman environment in normal development and in schizophrenia. New York: IUP.

Selye, H. (1978). The stress of life, 2nd edition. New York: McGraw-Hill. 

Smuts, J. C. (1926). Holism and Evolution New York: The Macmillan Company

Spence, J., and R. Helmreich. (1978). Masculinity and feminity. Austin: Univ. of Texas Press.

Spengler, O. (1939). The decline of the West. New York: Knopf.

Spinoza, B. de. (1677). Ethics (E. Curley, Trans.). Harmondsworth: Penguin, 1996.

Spinoza, B. (1985). The collected works of Spinoza. Princeton: Princeton Univ. 

Stengers Isabelle, (1997) Cosmopolitiques – Tome 7: pour en finir avec la tolérance, La Découverte-Les Empêcheurs de penser en rond, Paris.

Stern, D. N. (1985). The interpersonal world of the infant. A view from psychoanalysis and developmental psychology. London: Karnack Ltd., 2003. 

Stern, D. N. (1998). The Motherhood Constellation. London: Karnak books. 

Sullivan, H. (1953). The interpersonal theory of psychiatry. New York: Norton. 

Suzuki, D. T. (1959). Zen and Japanese culture. Princeton: Princeton Univ. Press.

Tart, C. T. (1975). States of consciousness. New York: Dutton.

 – – – (1986). Waking up. Boston: Shambhala.

 – – – (1989). Open mind, discriminating mind. San Francisco: Harper.

 – – –, ed. (1992). Transpersonal psychologies. New York: Harper Collins.

Toynbee, A. (1972). A study of history. Oxford: Oxford Univ. Press. 

Trevarthen, C. and Aitken, K. J. (2001). Infant Intersubjectivity: Research, Theory and Clinical Applications, J. Child Psychol. Vol. 42, No 1, 3-48.

Trevarthen, C. (2004). Intimate Contact from Birth.  In White, K.(Ed.). Touch, Attachment and the Body, (pp. 1-16).  London: Karnac.

Teilhard de Chardin, P. (1961). The phenomenon of man. New York: Harper Torchbooks.

 – – – (1964). The future of man. New York: Harper Torchbooks.

Tillich, P. (1967). A history of Christian thought. New York: Simon & Schuster. 

Varela, F. (1979). Principles of biological autonomy. New York: North Holland.

Varela, F.; E. Thompson; and E. Rosch. (1993). The embodied mind. Cambridge: MIT Press.

Von Bertalanffy, L. (1968). Organismic Psychology and Systems Theory, 1966 Heinz Werner lecture series, vol. 1. Worcester: Clark University Press. 

Waldrop, M. (1992). Complexity. New York: Simon & Schuster.

Watts, A. (1968). Myth and ritual in Christianity. Boston: Beacon.

 – – – (1972). The supreme identity. New York: Vintage.

 – – – (1975). Tao: The watercourse way. New York: Pantheon.

Wehovsky, a. (2015). The Concept of Energy in Body Psychotherapy. In: MarlockG., WeissH. with YoungC. & SothM. (2015). The Handbook of Body Psychotherapy & Somatic PsychologyBerkeleyCANorth Atlantic Books. p. 163-175

Weil, A. (1972). The natural mind. Boston: Houghton Mifflin.

Whitehead, A. N. (1929). Process and reality: An essay in cosmology. Cambridge: Cambridge University Press.

Whitehead, A. 1957 (1929). Process and reality. New York: Macmillan.

 – – – (1966). Modes of thought. New York: Macmillan.

 – – – (1967). Adventures of ideas. New York: Macmillan.

 – – – (1967). Science and the modern world. New York: Macmillan.

Wilber, K. (2000) Integral psychology: Consciousness, spirit, psychology, therapy. LA: Shambhala.

Winnicott, D. (1958). Collected papers. New York: Basic Books.

Wilber, Ken. (1996). A brief history of everything. Boston: Shambhala.

Wittgenstein, L., & Barrett, C. (2007). Ludwig Wittgenstein: Lectures and Conversations on Aesthetics, Psychology and Religious Belief. Oakland: University of California Press. 

Wittgenstein, L. (1953). Philosophical investigations. London: Basil Blackwell.

Yalom, I.D. (1980) Existential psychotherapy. New York: Basic Books.

Vond je dit artikel leuk? Deel het op:

Over de auteur

Dirk Marivoet psychotherapist in Belgium

Dirk Marivoet, MSc is Europees gecertificeerd en geaccrediteerd psychotherapeut (ECP). Hij is tevens fysiotherapeut en psychomotorisch therapeut en was als dusdanig 11 jaar lang staflid van de Universitaire Psychiatrische Centra te Leuven. Heden is hij is de directeur van het International Institute for Bodymind Integration (IBI) en een internationaal docent in verschillende lichaamsgeörienteerde psychotherapie scholen en diverse trainingsprogramma’s. Hij is gecertificeerd trainer in Postural Integration, Energetic Integration en Pelvic-Heart Integration (Jack Painter, PhD), senior teacher in Core Energetica (John en Eva Pierrakos) en werkte uitgebreid met andere pioniers als Al Pesso, e.a.. Na meer dan 30 jaar werken en doceren op het gebied van integratieve (psycho)therapie, creëerde hij zijn eigen uitgebreide synthese en aanpak: Core Strokes ™, die hij wereldwijd aanbiedt in de vorm van professionele trainingen, workshops en individuele sessies.

Blijf op de hoogte van aankomende activiteiten

door u te abonneren op onze maandelijkse nieuwsbrief